DE MANIER WAAROP GODS VOORNEMEN WORDT VERVULD (1)
Schriftlezing:
Gn. 2:7-9; Joh. 1:4; 6:35, 57, 63; 4:14, 24
GODS VOORNEMEN
In Genesis 1 bevindt zich een volledig verslag van Gods schepping. Op de zesde dag, schiep God de mens naar Zijn beeld, en ontving deze mens Zijn gezag (Gn. 1:26). Beeld betekent uitdrukking. Iets wat naar jouw beeld is, is tevens jouw uitdrukking. God schiep de mens naar Zijn beeld met als doel, dat deze mens Zijn uitdrukking zou zijn in dit universum, en op deze aarde. Hoewel God verborgen en onzichtbaar is, heeft Hij desondanks een hartsverlangen om Zichzelf tot uitdrukking te brengen door middel van de mens. God heeft niet duizend mensen in één keer geschapen, Hij schiep slechts één mens. Alle nakomelingen van die ene mens, bevonden zich echter in die ene mens. God schiep een collectieve mens naar Zijn beeld, om Zichzelf tot uitdrukking te brengen. De mens is dus Gods beeld, de uitdrukking van God Zelf.
Waarom heeft God de mens Zijn gezag gegeven? Het is Gods doel om Zichzelf tot uitdrukking te brengen, maar dit voornemen werd tot het uiterste gedwarsboomd door Zijn vijand. God heeft een vijand in dit universum, en op deze aarde. Deze aarde werd uit Gods hand gerukt – Hij werd ervan beroofd. Daarom heeft God de mens geschapen, om met Zijn vijand af te rekenen. Het is om deze reden, dat God de mens Zijn gezag toevertrouwde. Op deze manier, is de mens niet alleen Zijn uitdrukking, maar ook Zijn vertegenwoordiger, die Zijn gezag op deze aarde vertegenwoordigt en met Zijn vijand afrekent.
God heeft Adam Zijn gezag gegeven, zodat Adam kon heersen over de gehele aarde, en in het bijzonder over 'al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt' (Gn. 1:26). Dit vers impliceert dat Gods vijand is belichaamd in het kruipend gedierte. In Genesis 3 verschijnt het hoofd van al het kruipend gedierte, namelijk de slang, Gods vijand. De slang in Genesis 3 en de schorpioenen in Lucas 10 vertegenwoordigen de zondige en onreine boze geesten, al het kruipend gedierte. God heeft Zijn gezag aan de mens gegeven, zodat de mens niet alleen de kracht, maar ook het gezag zou hebben, om over de aarde te heersen en haar te onderwerpen. Dit betekent, dat de aarde in opstand was gekomen, en dat deze rebellerende aarde onderworpen moest worden. In de zesenzestig boeken van de Bijbel zijn deze twee aspecten voortdurend terug te vinden. Aan de positieve kant, wil God Zichzelf tot uitdrukking brengen, en aan de negatieve kant, wil Hij met Zijn vijand, satan, afrekenen door middel van deze collectieve mens. Aan het eind van de Schrift zien we een stad, die het Nieuwe Jeruzalem genoemd wordt (Op. 21:2). Door die stad wordt niet alleen Gods beeld tot uitdrukking gebracht (Op. 21:11; 4:3), maar wordt tevens Zijn gezag uitgeoefend (Op. 22:5; 21:24-26). Die stad is Gods uitdrukking en vertegenwoordiging.
HET ETEN VAN DE BOOM DES LEVENS
In Genesis 1 zien we weliswaar het voornemen van God, maar nog niet de manier waarop dit voornemen vervuld zal worden. Die manier zien we niet in Genesis 1, maar in Genesis 2. En wat is de manier? De manier is de boom des levens (Gn. 2:9). Na de openbaring van de woorden beeld en heerschappij (gezag), zien we het woord leven in Genesis 2. Hoe zouden wij, de schepselen, God tot uitdrukking kunnen brengen zonder het goddelijke leven? Je kunt dan wel een foto van mij nemen, maar deze foto is niet meer dan een beeld van mij, zonder mijn leven. Alleen dan wanneer God het leven in je is, en in je leeft, kun je God volledig tot uitdrukking brengen. De boom des levens is de unieke manier waarop God Zijn voornemen ten uitvoer brengt. Zelfs de vertegenwoordiging van Gods gezag is afhankelijk van de boom des levens. Hoe kun je nu ooit Gods gezag uitoefenen, zonder de boom des levens, zonder dat God je leven is. Voor deze twee aspecten van Gods voornemen, Gods uitdrukking en vertegenwoordiging, is het noodzakelijk dat God ons leven is. Hij moet in ons leven, zodat wij Zijn uitdrukking en vertegenwoordiging kunnen zijn. In de geschiedenis van de wereld, zijn er tal van religies geweest die er evenveel natuurlijke voorstellingen op na hielden. Vrijwel elke religie heeft dezelfde gedachte, dat God de Schepper is, en dat wij Zijn schepselen zijn. Als de Schepper is God zo machtig en zo hoog, en zijn wij zover van Hem verwijderd, zo klein en zo laag. Wij moeten ons verootmoedigen, en ons voor Hem neerbuigen, en Hem als de Schepper-God aanbidden. Je zult mij niet horen zeggen dat dit verkeerd is, maar zou je misschien het volgende in overweging kunnen nemen: wat vroeg God aan de mens nadat hij was geschapen? Nadat God de mens had geschapen, zei God niet tegen Adam: Adam, je moet goed beseffen, dat jij slechts een klein schepsel bent, en dat ik de grote, machtige Schepper ben. Ik zit altijd op de troon, en jij moet jezelf voortdurend ter aarde werpen en mij aanbidden'. Zo'n verslag is onvindbaar in Genesis.
Genesis laat ons zien, dat, nadat God de mens had geschapen, Hij hem voor de boom des levens plaatste. God gaf de mens geen lijst met geboden. Dat was het werk van Mozes, na de val van de mens, en niet het werk van God volgens Zijn eeuwige voornemen. De wet verscheen in Exodus 20, niet in Genesis 2. Genesis 2 is het eerste beeld met betrekking tot Gods omgang met de geschapen mens. De Bijbel bevat het fundamentele principe van de eerste keer dat iets wordt vermeld. Wanneer iets voor de eerste keer wordt vermeld, is er sprake van een vaststaand principe. De eerste vermelding van Gods omgang met de mens, is het verslag van het feit, dat God Adam voor de boom des levens plaatste. Het was toen, dat God de mens beval voorzichtig te zijn, ten aanzien van zijn dieet (Gn. 2:16-17). Gods voornemen met betrekking tot de mens had niets te maken met activiteiten, maar met eten. Als de mens maar op de juiste manier eet, dan is alles in orde.
Deze boom des levens is God in Christus als de Geest, die ons leven is. Het is de Drie-enige God, de Vader in de Zoon, en de Zoon als de Geest. Voordat we de Heer ontvingen, waren onze gedachten misschien helemaal niet bij God. Maar toen we gered of opgewekt werden, besloten we misschien onmiddellijk om de Heer te dienen, om zoveel mogelijk goede werken te doen, en om 'naar de kerk te gaan’, om Hem te aanbidden. Deze gedachte, die aan onze natuurlijke voorstelling ontspringt, is verkeerd. Het is niet Gods bedoeling, dat we Hem dienen, dat we goede werken doen om Hem te behagen, of dat we Hem aanbidden op een religieuze, ritualistische manier. Het is Gods bedoeling, dat we Hem eten. Het is noodzakelijk dat we Hem eten. Het eerste beeld dat we te zien krijgen van Gods omgang met de mens, is niet een beeld van activiteiten, maar van eten.
God stelde Zichzelf aan de mens voor in de vorm van voedsel. Het evangelie naar Johannes laat dit duidelijk zien. Johannes zegt: 'In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God... In het Woord was leven' (Joh. 1:1,4). Op een dag deed de Heer een wonder, door vijfduizend mensen te voeden met vijf gerstebroden en twee vissen (6:9-13). Vervolgens wilden de mensen Hem tot koning maken. Maar de Heer verwierp dat voorstel (6:15). Later vertelde Hij hun, dat Hij niet is gekomen om een koning te zijn, die over anderen heerst, maar om het brood des levens te zijn, dat gegeten moet worden (6:35, 57). Hij is gekomen, opdat wij Hem zouden eten. De Heer wil niet dat we overwegen, hoe we Hem het best kunnen dienen, aanbidden, of verheerlijken, veeleer wil Hij, dat we Hem als ons voedsel nemen. Hij stelde Zichzelf aan ons voor als het leven, in de vorm van voedsel. We moeten Hem als ons voedsel nemen, door Hem te eten. ‘Hij, die Mij eet, zal leven door Mij’ (Joh. 6:57b).
We moeren in de Heer Jezus geloven, omdat we Hem nodig hebben als ons leven (Joh. 3:16, 36). In Hem geloven betekent, Hem ontvangen als ons leven (Joh. 1:12-13). Hij is niet alleen onze objectieve Heiland, maar ook ons subjectieve leven. We hebben dit leven nodig. Nadat we Hem ontvangen hebben, hebben wij problemen – niet zozeer met onze dienst, ons werk of onze aanbidding, van Hem – maar met het eten van Hem. Hoe eet jij, wat eet jij, en hoeveel eet jij? Onmiddellijk na de schepping van de mens, zette God deze mens voor de boom des levens, opdat hij deze boom als zijn voedsel zou nemen. Dit betekent eenvoudig, dar God Zichzelf aan de mens voorstelde als het leven, in de vorm van voedsel. Het lag helemaal niet in Gods bedoeling, dat de mens voor Hem zou werken. Het was Gods bedoeling, dat de mens Hem als voedsel in zich op zou nemen.
EEN VERANDERING VAN OPVATTING: NIET LANGER DOEN, MAAR ETEN
lk hoop dat de Heer onze opvatting zal veranderen, zodat we nier langer doen, maar eten. Het zou geweldig zijn, als je een christen wordt die eet in plaats van doet. De nadruk in het christendom van vandaag is werken en doen. Het christendom is vervallen tot een religie – een werkende, zwoegende religie. Maar het lag niet in Gods oorspronkelijke bedoeling, dat de mens zou zwoegen. God wilde juist dat de mens van Hem zou eten en genieten – Hij wilde een feest zijn voor de mens. Johannes 4:24 zegt, dat wij God moeten aanbidden, maar we moeten ons afvragen wat aanbidding dan wel betekent. Volgens de samenhang van Johannes 4 bedoelt de Heer, dat het drinken van Hem als het levende water in vers 14, hetzelfde is als de aanbidding die in vers 24 wordt vermeld. Als je van Hem drinkt als het levende water, dan betekent dit, dat je Hem aanbidt. Hoe meer je Hem drinkt, hoe meer je gevuld bent met Hem en hoe meer Hij door jou aanbeden wordt. De beste aanbidding van Hem is het eten van Hem, het drinken van Hem, en het genieten van Hem.
Te zeggen dat wij niet langer werkende christenen zijn, maar etende christenen, mag eenvoudig klinken. Je kan dit misschien makkelijk zeggen, maar je gebeden tot de Heer veranderen wellicht ook niet. Misschien bid je nog steeds: ‘Heer, help mij vandaag om het goede te doen. Heer, U kent mijn zwakheid. U weet hoe gauw ik mijn geduld verlies. Heer, help mij vandaag om kalm te blijven, en mijn geduld niet te verliezen". Dit gebed laat zien, dat jij, volgens jouw opvatting, nog steeds denkt, dat het om activiteiten gaat. Als jij bereid zou zijn, om deze opvatting te laten varen, dan zou dat een ‘echt wonder’ zijn. Het is noodzakelijk, dat je een visioen ziet. Wanneer de Heer je het licht schenkt, zul je zeggen: `Heer, ik wil niets meer te maken hebben met activiteiten. Ik zal U niet meer vragen, om mij te helpen iets te doen. Maar help mij bovenal U te eten en te genieten'. Ik heb deze les al meer dan vijftig jaar geleden geleerd. Soms viel ik echter weer terug. Wanneer ik de Heer weer begon te vragen, om mij te helpen, moest ik mezelf onmiddellijk een halt toeroepen. Vervolgens vertelde ik Hem: 'Heer, ik open mijn hele wezen voor U. U bent mijn genot'.
Wellicht beseffen we, dat we alle activiteiten moeten vergeten, maar dat is niet zo eenvoudig. Activiteiten zijn namelijk een deel van ons wezen. Het is heel moeilijk om dit op te geven. We moeten inzien, dat de Heer ons – onmiddellijk na de schepping – voor Zichzelf als de boom des levens plaatste in de vorm van voedsel. We moeten leren van Hem te eten, en Hem als voedsel tot ons te nemen. Het is ontzettend moeilijk voor de mensen in China, die de leer van Confucius aanhangen, om hun activiteiten te vergeten. Allereerst moeten we beseffen, dat het niet in de bedoeling van de Heer ligt, dat wij iets voor Hem doen. Het is juist Zijn bedoeling, om Zichzelf aan ons te geven als ons dagelijkse voedsel. In het evangelie naar Johannes zien we de Heer eerst als het leven (Joh. 1:4), als het brood des levens (6:35), als het water des levens (4:14), en als de adem des levens, de lucht (2:22). Hij is het leven, het voedsel, de drank, en de lucht. Dit is niet voor jou, zodat je een christen kan zijn, die voortdurend werkt, maar een christen die voortdurend geniet. Je moet de Heer als je leven, je voedsel, je water, en je lucht genieten. Je moet Hem inademen, drinken en eten, zodat je in Hem en door Hem leeft.
Witness Lee,
The Tree of Life
Wilt u meer van deze bediening lezen, ga dan naar de boeken van: Watchman Nee of Witness Lee.
Bent u op zoek naar contact of heeft u vragen, ga dan naar onze Contact pagina.
Vorige / Volgende